De derde den.

De derde den kwam vreemd genoeg, ook in het zelfde land terecht. Hij wist niets af van de lotgevallen van zijn kameraden en hoe ze door de ontmoeting met de Heere Jezus, totaal veranderd waren.

 

Hij lag keurig opgestapeld tussen honderden anderen stammen, te wachten op zijn eindbestemming. Om het wachten wat te verkorten, was hij vele verhalen aan het vertellen over zijn leven in het grote bos en de avonturen die ze samen hadden beleefd.

Trots als hij was, dikte hij elk verhaal behoorlijk aan. Dat hij dat niet nodig had, besefte hij niet. Door zijn lengte en dikke stam, maakte hij al indruk genoeg. En hij vertelde steeds opnieuw, hoe hij toch zeker gebruikt zou worden als een stevige, uiterst betrouwbare steun, ergens in een heel mooi huis. Of eigenlijk nog beter, als een solide dwarsbalk in een kerk of kathedraal.

Ja, een balk waar men op aan kan, sterk en groot. Hij zag het al voor zich. Een prachtige kathedraal moest het zijn en hij de indrukwekkende dwarsbalk, hij steunde het belangrijkste deel ervan, boven het altaar!

Zó zou hij dicht bij God zijn en tevens was hij onmisbaar.

Ook kon hij dan goed de schitterende huwelijken volgen, van vorsten en koningen, die onder zijn enorme gewicht veilig konden knielen. Ja, zó stelde hij het zich voor.

En opeens viel het wachten hem niet zo zwaar meer, met het vooruitzicht zo'n belangrijke plaats in te kunnen nemen.

Op een dag werd hij opgeladen en afgevoerd. Een zenuwachtige opwinding maakte zich van hem meester. Nú zou het gaan gebeuren! Nú zou hij eindelijk tot zijn recht komen en de plaats krijgen die hij verdiende! Zo in gedachten verzonken, merkte de prachtige den niet, dat ze naar een klein stadje reden. Het was er druk en rumoerig. Vele mensen waren er op de been en men joelden en schreeuwden.

Gestoord in zijn prettige gedachten, keek hij op. Waar was hij en waar was de schitterende kathedraal waar hij zo van droomde? In plaats daarvan, zag hij eenvoudige huisjes, stoffige straten en heel veel mensen.

Wat riepen ze toch? Hij spitste zijn oren om boven het geschreeuw uit te horen.

"Weg met hem, kruisig hem",  meende hij te horen. Niet begrijpend waar het om ging, probeerde hij erachter te komen tegen wie men schreeuwde.

 

Op dat moment werd hij ruw van de wagen gegooid en een paar sterke handen sleepten hem weg. De den was te verbaasd om nog te denken en wachtte enigszins bang op wat er met hem zou gebeuren. Ze namen hem mee naar een open plek en timmerden hem vast op een paal. Schamper schoot het hem te binnen, dat hij nu óók een dwarsbalk was geworden, maar zo heel anders dan hij zich had voorgesteld.

Wat gingen ze toch met hem doen en waarom riepen al die mensen zo van: "Kruisig hem"?

Wie was die man die zo'n vreselijke misdaad had begaan, dat hij gekruisigd moest worden?

Toen hij dát dacht, schrok hij hevig, want de den realiseerde zich met afgrijzen, dat hij een kruis was geworden. Hij was de dwarsbalk van het kruis, maar voor wie?

 

Ondertussen werd het tumult luider en overal klonk het nu:

"Weg met hem, geef ons Barnabas" Even later klonken de gierende uithalen van gesel slagen en het kreunen van een man. Bij dat geluid, kromp de den ineen, het herinnerde hem aan zijn eigen lijden, de zaag en hakbijlen, eens zoveel jaren geleden. En een steek van woedde en medelijden ging door hem heen.

Even later werd hij opgehaald en toen zag hij ook de man. Hij schatte hem op zo'n 33 jaar en de blik in zijn ogen was die van Eén die heel veel lijden moet. Smartelijk getroffen door deze blik, vergat de den zijn eigen erbarmelijke toestand. Hij wist niet wat er met hem ging gebeuren, maar het was zeker niet veel goeds. Oh, kon hij het lijden van deze man maar wat verzachten, maar hij wist niet hoe. Tot overmaat van ramp, sleepten ze deze geplaagde man naar voren en de den werd op zijn opengereten schouders gelegd.

 

Hij de trotse zware den, die als een krachtige dwarsbalk in Gods huis had willen zijn, werd nu zelf gedragen, door een geslagene en een bespotte man. Een man uit wiens ogen erbarmen en medelijden sprak. Een misdadiger? Oh nee, dat kon de den niet geloven, die keken niet zo. En terwijl hij op de bebloede schouders lag, voelde hij hoeveel liefde eruit deze man stroomde en wie Hij ook was en wat Hij ook gedaan mocht hebben, voor hem was Hij onschuldig!  De moeizame tocht verliep langzaam. Ik ben toch veel te zwaar voor deze gepijnigde man, dacht de den. Hij had het nog niet gezegd, of de man bezweek onder zijn gewicht.

De menigte joelden en schreeuwden: "Sta op, Jezus van Nazareth, sta op en draag je eigen kruis"!

"Jezus van Nazareth", dacht de den. Nu wist hij in ieder geval wie de "misdadiger" was die nu onder zijn gewicht gevallen was en op de straat lag.

Eén van de soldaten die er bij liep, sprong naar voren en greep iemand uit de toeschouwers en beval hem het kruis te dragen. De den werd ruw op de sterke schouders van deze man gelegd en Jezus werd ruw overeind getrokken. Nu kon de den Hem goed zien en afgrijzen vervulde hem. Ze hadden zelfs een doornenkroon op Zijn hoofd gedrukt. Oh, hij wist best wat doornen waren.

 

In het bos waren er genoeg, wilde bramen, die zich overal doorheen drongen en je schors verwonden. Hoe vreselijk moest deze Jezus lijden!

Ondertussen waren ze op een heuvel gekomen, genaamd Golgotha en de den zag dat er nog twee andere misdadigers zouden worden gekruisigd. Vrees vulde hem over hetgeen gebeuren zou. Hij werd neergelegd en deze Jezus werd aan handen en voeten vast gespijkerd aan het kruishout. De den voelde hoe de spijkers dwars door de gekruisigde gingen en in zijn hout drongen. Oh, hoe totaal anders had hij het zich gewenst! Hij had een trotse dwarsbalk willen worden voor de wereld, ter ere van God en nu, nu was hij een schandpaal voor de wereld en misschien ook voor zijn Schepper. En samen met het bloed van Jezus, vielen er sappen uit de den op de aarde als bittere tranen.

Maar dan gebeurde er wat. Eén van de misdadigers lasterde Hem en zei: "Bent U niet de Christus? Redt Uzelf en ons!" Maar de andere zei vermanende: "Heb je dan geen heilig ontzag voor God? Wij verdienen onze straf, maar Hij is onschuldig!"

Ontdaan luisterde de den en pijn doorboorde zijn hart. "Jezus" zei de ene misdadiger: "Jezus, wilt U aan mij denken als U in het Paradijs komt?" De den hoorde Jezus vol liefde en erbarmen zeggen: " Zeker, ik zeg je, vandaag nog zul je met Mij in het Paradijs zijn". Oh, hoe geheel anders verliep zijn leven, langzaam kwam de den tot de ontdekking Wie er aan het kruis hing en ootmoedig en innerlijk verscheurd, wachtte hij wat er zou gebeuren.

Deze Man die misdadigers kon vergeven, die zelfs wist dat Hij in het Paradijs zou komen, samen met deze veroordeelde, deze Man moest wel een door God gezondene zijn. Hoe kon Hij dan hier zó schandelijk hangen, wat was Zijn misdaad, oh wat? En verdrietig dacht de den, dat hij daar wel nooit antwoord op zou krijgen.

Plotseling kwam er een duisternis opzetten, zomaar midden op de middag, over het gehele land. De den vroeg zich af of er een onweer zou komen. Hij was er niet bang voor, vele keren had hij noodweer meegemaakt en de duisternis beangstigde hem ook niet.

Maar toch, dit was anders, iets zei hem dat. Er hing een dreiging in de lucht, iets wat hem deed huiveren.

Toen met luider stem, riep Jezus vanaf het kruis: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?" Een felle smart doorboorde het hart van de den, bij het horen van deze woorden, waar een intense verlatenheid uit sprak.

En een diepe droefheid kwam over hem. Op het zelfde ogenblik dreunde de aarde en rotsen scheurden open. Jezus verhief zijn stem en zei: "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest".

De Hoog Heilige Zoon stierf, hangende aan een trotse den, die een schandpaal was geworden. Bevend van schrik, bij het horen van die woorden en het gebeuren rondom hem, werd de den zich bewust, dat de Koning der koningen en de Heere der heren, zojuist gestorven was.

Grote vrees kwam over de omstanders en de den voelde de grond onder hem trillen, een aardbeving! Dit was het wat hij als een naderende dreiging had gevoeld. De hoofdman die het kruis had bewaakt met de soldaten verschoot van kleur en de den hoorde hem zeggen: "Waarlijk, dit is de Zoon van de Levende God!"

Hevig ontroerd, begreep de den uiteindelijk, waarom deze Zoon van God sterven moest, om de misdadiger vergeving te schenken van zijn zonden en te verzoenen met God de Vader. Daarom moest Jezus zó lijden. Vergeving van zonden en verzoening met God, dát was het sleutelwoord. Daarom moest deze Man van Smarten sterven, daarom moest Hij hangen aan een schandpaal en hij de den wás die schandpaal geworden en de Hoog Heilige de Schande. Hij droeg daar aan dat kruis de schande van de mensen, besefte de den. Zó en alleen zó, begreep hij nu, kon God de zonden wegnemen, door zijn eigen Zoon te schande te maken!

De den die in zijn hoogmoed een drager wilde zijn, om te kunnen roemen op zijn kracht, werd gedragen door de Man van Smarten. En toen hij mocht dragen, was het om de pijn en het lijden van Jezus mee te mogen dragen en te dienen.  De den begreep dat het daarom ging en verootmoedigde zich diep, bij het besef, dat hij de Grote Koning in nederigheid had mogen dragen!

****************************************************************************************************

Els Hengstman-van Olst.

Dit verhaal heb ik van een Amerikaanse vrachtwagen chauffeur gehoord, in de tijd dat ik in Operatie Mobilisatie was

1968-1970. Ik heb het in mijn eigen woorden hierboven weer gegeven.

 

Rating: 5 sterren
1 stem