Bij de buren staat een boom, Heer,
bijna kaal en bijna dood,
ik hoorde er opeens geluiden,
het was een merel die er floot!
Hij floot er uit het hoogste topje,
zittend op een kale tak,
de allermooiste lente tonen,
helemaal op zijn gemak!
Het kon hem absoluut niets schelen,
dat die boom zó lelijk was,
gelukzalig zat hij daar te fluiten
schijnbaar danig in zijn sas.
Waarom Heer, is het voor ons zó moeilijk
om met wat minder blij te zijn?
Kunnen wij niet van harte zingen
doet de tegenspoed ons pijn?
Maar juist door die kale takken,
kunnen wij de hemel zien,
kan Gods zonlicht op ons dalen,
leren wij te danken bovendien!
En wat eerst zo kaal en doods leek
groeide door onder de grond
en zie, in het volgend voorjaar
een nieuw boompje daar weer stond!
Bij de buren staat een boompje,
zijn tere takjes zie je niet,
en midden tussen bloesem bloemen
zingt een merel zijn hoogste lied!
Els Hengstman-van Olst.