De bron.

Elke dag kwam ze lopend

en putte water uit de bron,

heel alleen op de middag,

in het heetst van de zon.

 

Niemand wilde ze ontmoeten,

haar reputatie was al slecht,

maar zoals het er nu uitzag,

deed haar relatie haar geen

recht!

 

Maar opeens zat bij de bron

een Joodse Man en onbekend,

Hij vroeg haar om wat water,

ze was dat niet gewend!

 

 

 

Zij, als Samaritaanse vrouw,

gaat echt niet om met Joodse mensen

en zeker niet met een vreemde man

Die haar aansprak op Zijn wensen!

 

Oh, Zijn woorden klonken best heel goed

en wat Hij sprak was ook erg mooi,

dat alles wilde ze zó graag,

maar och, haar leven was één zooi!

 

Hij zou haar Levend Water geven,

dan hoefde ze niet meer naar de  bron,

vurig verlangde ze te kunnen drinken,

zodat ze haar dorst eens lessen kon!

 

 

Hij leek ook wel op een Profeet,

Zijn woorden hadden heel veel kracht,

Hij sprak met zoveel autoriteit,

ja, Hij sprak met grote macht!

 

Zo wist Hij alles van haar leven,

ook dat ze al zes mannen had

en dat haar huidige relatie,

zó zondig was, hoe wist Hij dat?

 

Oh, Hij moest De Messias wezen,

de lang verwachte Vredevorst,

Hij gaf haar van Zijn Levend Water

en stilde zo haar grote dorst!

Els Hengstman-van Olst.

Johannes 4:1-42.

Rating: 0 sterren
0 stemmen